Ze zochten alsof het om goud ging,
de kinderen,
vlugge handen onder bladeren,
ze oogstten op hun knieƫn
zakken vol.
Daar lagen ze
en daar,
de beukennoten,
het bos rook naar sprookjes
en ritselde oude wijzen blad na blad.

Uit: Morgen weet niemand



 aaa